Een teek doorloopt tijdens haar levenscyclus verschillende stadia: ei, larve, nymfe en volwassen teek. De meeste teken zijn zogenaamde 3-gastheer teken, waarbij de larven, nymfen en volwassen teken steeds weer op zoek gaan naar een nieuwe gastheer om zich te voeden. Dat doen ze door op planten omhoog te kruipen (volwassen teken kunnen tot ongeveer een meter hoog geraken) en daar te wachten tot een geschikte gastheer passeert. Met een sensor op hun voorste paar poten detecteren ze stoffen die door dieren en mensen worden uitgescheiden, zoals CO2 (adem) en ammoniak (zweet). Larven voeden zich vooral op kleine dieren (vogels, knaagdieren, …), terwijl nymfen en volwassen teken meestal grotere dieren, zoals het paard, en de mens parasiteren. De teek laat zich vallen op de voorbijkomende gastheer, kruipt even rond om een geschikte plek te zoeken, en bijt zich dan vast om bloed te zuigen. Na haar bloedmaal laat de teek zich van de gastheer vallen en zal in de omgeving vervellen tot het volgende stadium (larven en nymfen) of eieren leggen en sterven (de volwassen vrouwtjes). Na het vervellen kruipt de teek terug omhoog op de vegetatie om te wachten tot een nieuwe gastheer voorbijkomt, waarop ze zich weer kan vasthechten om bloed te zuigen. Omdat teken telkens opnieuw een nieuwe gastheer bijten, zijn ze een geschikte vector voor het overdragen van allerlei ziekten. Teken zijn actief vanaf de lente tot in het najaar, maar ook tijdens een zachte winter kunnen teken op dieren gevonden worden.
De schapenteek
Ixodes ricinus (de schapenteek) is de meest voorkomende tekensoort in België en is wijdverspreid. Deze teek leeft vooral in biotopen met bosranden en/of kreupelhout, en parasiteert veel verschillende diersoorten, waaronder ook paarden en de mens. Paarden kunnen occasioneel ook gebeten worden door andere tekensoorten, zoals Dermacentor reticulatus. Deze tekensoort werd in België tot nu toe enkel aangetoond in geïsoleerde haarden langs de Nederlandse en Franse grens, o.a. in Beveren-Waas, Moen (Zwevegem), De Panne, Koksijde, Martilly (Herbeumont) en Bergen (zie kaartje). De kans is echter reëel dat deze tekensoort zich verder zal verspreiden.